De Missie tot Opsporing was een initiatief van vertegenwoordigers van de ministeries van Sociale Zaken, Buitenlandse Zaken, Oorlog en van Financiën en van vertegenwoordigers van het Nederlandse Rode Kruis en de Vereniging van Ex-Politieke Gevangenen uit de Bezettingstijd.
Aanleiding voor oprichting
Op 18 maart 1947 kwamen vertegenwoordigers van de ministeries van Sociale Zaken, Oorlog, Buitenlandse Zaken en Financiën en van het Nederlandse Rode Kruis en de Nederlandse Vereniging van Ex-Politieke Gevangenen bijeen om de opsporingswerkzaamheden naar vermiste personen te reorganiseren. De aanleiding voor deze reorganisatie was het gebrek aan een centrale leiding die alle repatriërings- en opsporingswerkzaamheden coördineerde. Daardoor vielen bepaalde gebieden in Europa buiten het opsporingsgebied, was er weinig samenwerking tussen de verschillende instanties, was de invloed van de overheid op de werkzaamheden gering en als gevolg daarvan waren de resultaten van het opsporingswerk niet voldoende. Bovendien was men tot de conclusie gekomen dat alleen documentaire bewerking van de bestanden bij het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis niet voldoende was om het lot van de vermisten te reconstrueren. Daarnaast kon het Informatiebureau onvoldoende aandacht besteden aan het 'field-'werk, omdat het bureau niet over de juiste mensen beschikte.
Hoofdbestuurslid, W.Ch.J.M. van Lanschot, van de Nederlandse Vereniging van Ex-Politieke Gevangenen ontwikkelde een plan voor de reorganisatie van de opsporing van vermisten. Eén van de maatregelen was het instellen van de Nederlandse Missie tot Opsporing van Vermiste Personen uit de Bezettingstijd. De Missie tot Opsporing zou de daadwerkelijke opsporing uit gaan voeren. De administratieve taken werden opgedragen aan het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis.
Mr. H. Wellema (plv. hoofd, later hoofd van de Missie)
V. de Tombe
N.W. Wijnen
H.J. Sweers
C.M.J. van Dongen
A. Corthals
Leden Opsporing Nederland
H.G. Bouwens
J. van den Ende
J.Th. Goemans
P.C. Maliepaard
D. Millenaar
H.J. Owel
A.L. Rijpkema
F. Snoek
A. Struik
A. van der Veen
Leden Opsporing Buitenland
A.H.M. van Banning (Arolsen, Duitsland)
G.A. van Banning-Parry (Arolsen, Duitsland)
J. van Campen (Oostenrijk/Tsjechoslowakije)
L.B. van Dam (Tsjechoslowakije)
J. Grün (Berlijn)
J.A.G.M. Hafkemeyer (Duitsland/Oostenrijk)
A.W. Jacobs (Arolsen)
Mr. W. Kok (Oostenrijk)
R.A.L.G. van der Laar (Frankrijk)
K. Munninghoff-Endel (Polen)
F. Preys (Bad Salzuflen, Duitsland)
E.M.L.J.A. Ridder de van der Schueren (Oostenrijk)
W.F.K. Verhoeff (Berlijn)
L.H. Verschuren (Berlijn)
Dr. W.J.A. Willems (Polen)
J.H. Zwart (Berlijn)
Positie binnen de organisatie
De Missie tot Opsporing viel onder de afdeling Repatriëring en Opsporing van vermiste personen van het ministerie van Sociale Zaken
Doelstelling
De Missie is belast met de opsporing van vermiste personen uit de bezettingstijd en draagt, voor zover mogelijk en wenselijk, zorg voor de repatriëring van de daarvoor met het hoofd van de Afdeling Repatriëring en Opsporing van het ministerie van Sociale Zaken. Behoudens indien uit een oogpunt van samenwerking in internationaal verband of om andere redenen wenselijk is, zal de Missie zich uitsluitend bezighouden met de opsporing en repatriëring van personen die de Nederlandse nationaliteit bezitten of als Nederlandse onderdanen zijn te beschouwen.
Taken
Taken
De voornaamste taak van de Missie tot Opsporing was de opsporing van vermiste Nederlanders of die beschouwd konden worden als Nederlands onderdaan in het buitenland om deze personen te repatriëren. Indien deze personen waren overleden, dan zocht de missie uit wat er met de overledene(n) gebeurd was, wanneer en waar deze personen gestorven en begraven waren. Daarnaast werden de opsporingsofficieren op de posten in het buitenland ook belast met de retournering van opgespoorde nalatenschappen. Na 1 januari 1949 werd deze taak langzamerhand afgestoten, daar de waarde en kwaliteit van de goederen niet opwoog tegen de kosten die gemaakt moesten worden.
Werkwijze
De Missie tot Opsporing werkte intensief samen met het Nationale Opsporingsbureau (Informatiebureau) van het Nederlandse Rode Kruis. Deze instantie was belast met de administratieve en voorbereidende werkzaamheden ten behoeve van de opsporing van vermiste personen door de Missie. De werkwijze bij een individueel opsporingsonderzoek begon met het opstellen van een werkdossier door het Nationaal Opsporingsbureau. Dit dossier werd overgedragen aan de Missie tot Opsporing indien het Nationaal Opsporingsbureau geen conclusies kon trekken op basis van hun eigen informatiebronnen. De Missie tot Opsporing stelde daarna een onderzoek in Nederland in. Indien men geen voldoende informatie in Nederland kon krijgen door bv. getuigenverklaringen, dan werd het dossier doorgestuurd naar posten in het buitenland. Meestalwas het echter niet mogelijk om van elk persoon afzonderlijk vast te stellen wat er met deze persoon gebeurd was. Gegevens over individuele personen ontbraken vaak. Door de de dossiers te groeperen naar kamp en transport en de dossiers groepsgewijs te behandelen, was het vaak mogelijk om ook voor deze mensen met grote waarschijnlijkheid vast te stellen wat er met hen gebeurd was.
Liquidatie
In 1949 werd een begin gemaakt met de liquidatie van de Missie tot Opsporing daar er geen financiële middelen meer door de minister van Sociale Zaken ter beschikking werden gesteld. De Missie tot Opsporing werd teruggebracht tot 5 personeelsleden. Er kwamen veel protesten op de voorgenomen opheffing van de Missie tot Opsporing, omdat er nog steeds vermiste personen waren. Dankzij de financiële ondersteuning van het Nationaal Steunfonds kon de Missie tot Opsporing nog tot in 1951 verder gaan met haar werk.
Nadat de Commissie van Advies en Overleg niet meer in zitting bijeenkwam, hebben het hoofd van de Missie van Opsporing en de directeur van het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis gezamenlijke afspraken gemaakt om tot een verantwoorde afwikkeling te komen van de nog niet opgeloste opsporingsaanvragen. Op 1 september 1951 werd de Missie tot Opsporing opgeheven. De werkzaamheden werden voortgezet door het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis.
Het bureau van de Missie tot Opsporing was eerst gevestigd in Vught en vanaf maart 1948 in Den Haag. In het buitenland had de Missie tot Opsporing posten in Duitsland. Verder waren er medewerkers voor langere of kortere tijd gestationeerd in onder andere Tsjechoslowakije, Frankrijk en Polen. De opsporing en repatriëring spitsten zich voornamelijk toe op de Nederlandse displaced persons in de Sovjet-Unie en de door de Sovjets bezette gebieden.
Inventaris van de archieven van de Regeringscommissaris voor Repatriëring (1942) 1943-1945 (1952); Afdeling Repatriëring en Opsporing, (1943) 1945-1952; Missie tot Opsporing van Vermiste Personen uit de Bezettingstijd, 1943-1952; Missie Willems, 1944-1948. Nationaal Archief (Den Haag 1991).
Missie tot Opsporing van Vermiste Personen uit de Bezettingstijd: Eindverslag. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Den Haag 1952).
Archief van de Nederlandse Missie tot Opsporing van Vermiste Personen uit de Bezettingstijd
Omvang: 93 pagina’s. De inventaris bevat een historische en archivistische inleiding (blz. 7-27)
Indices op toegang
De inventaris bevat een index met trefwoorden
Omvang
15.00 meter; 590 inventarisnummers. Het archief van de missie omvat 184 inventarisnummers
Archiefordening
Chronologisch
Thematisch
Informatiedrager
papier
Openbaarheid
beperkte openbaarheid
Toelichting
Voor raadpleging van bescheiden die betrekking hebben op nog levende personen, en van de in de inleiding genoemde inventarisnummers, is toestemming van de directeur Nationaal Archief vereist. In de inventaris is een overzicht opgenomen welke dossiers beperkt openbaar zijn.
Verloren geraakt
Het is eventueel mogelijk dat een deel van het archief verloren is gegaan, omdat de inventariseerder in de inleiding van de inventaris vermeldt dat het archief van de gehele inventaris in de dozen 59-123 was opgeborgen. De dozen 1-58 zijn door de inventariseerder niet aangetroffen. Een andere mogelijkheid is dat de dozen opnieuw genummerd zijn en dat er dus geen dossiers verloren zijn gegaan.
Selectie en vernietiging
Een deel van het oorspronkelijke archief is bij de inventarisatie in 1990 vernietigd. De inventarisatie is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De vernietigingslijst is opgenomen in de inventaris.
Analytische beschrijving van het archief
Dit archief is zo goed als compleet en geeft daardoor een goed beeld van de organisatie en werkzaamheden van de Missie tot Opsporing en het internationale netwerk waarin zij opereerde. De hoeveelheid dossiers betreffende de opsporing en repatriëring van personen uit de Sovjet-Unie geeft aan dat daar het meeste werk verricht is. De repatriëring van gedeporteerde Nederlanders uit andere gebieden, was namelijk reeds voor een groot gedeelte volbracht in 1945. Nederland kon echter moeilijk een voet aan de grond krijgen in de Sovjet-Unie en daardoor verliep de repatriëring van Nederlanders vanuit het oosten van Europa ook moeizamer en kwam langzamer opgang.
Persoonsdossiers zijn na afwikkeling weer overgedragen aan het Informatiebureau. Deze dossiers zijn, op enkele na, dan ook niet aangetroffen in het archief. Er zijn wel diverse namenlijsten van in Russische kampen verblijvende mensen en lijsten van vermiste personen. Bovendien gaan de repatriëringsdossiers vaak over een specifieke groep of persoon, waar in ook persoonsgegevens worden vermeld.
Er is tevens een kopie aanwezig van het originele Mauthausen numeriek register, nrs 18000-50690 en 120400-139157, List of Western nationals:(Belgian, French, Italian, Lxembourg, Netherlands) and Stateless Persons whose names appear in Mauthausen numerical register – NO 18000-50690.
Deelarchieven/ gedeponeerde archieven
Het archief van de Missie tot Opsporing bevat ook de archieven die door de Missie zijn gevormd in het buitenland. Dit betreffen de archieven van Netherlands Tracing Mission te Arolsen en te Bad Salzuflen en de sectie Berlijn.
Collectie van de Nederlandse Missie tot Opsporing van Vermiste Personen uit de Bezettingstijd
Deze stukken zijn beperkt openbaar. Zij zijn slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD
Selectie en vernietiging
Er wordt geen melding gemaakt van de vernietiging van stukken
Analytische beschrijving van het archief
Het archief van de Missie tot Opsporing ligt bij het Nationaal Archief. De werkrapporten van de missie aanwezig bij het NIOD zijn waarschijnlijk indertijd toegestuurd aan het voormalige Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie vanwege zijn taak om archiefbescheiden met betrekking tot de geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog te verzamelen.
De collectie bestaat uit twee delen. Het eerste deel bestaat uit verhoorrapporten van personen die met de 'Cosel-transporten' naar het oosten zijn gedeporteerd en het tweede deel bevat verhoorrapporten betreffende personen die zijn gearresteerd, te werk gesteld of vanuit diverse plaatsen zijn gedeporteerd.
De verhoorrapporten bevatten interviews met mensen die zelf waren gedeporteerd, maar de oorlog hadden overleefd. Aan de hand van hun verklaringen kon het lot van vermiste personen die op dezelfde transporten hadden gezeten als de geïnterviewden worden vastgesteld. Ook werden verklaringen van familieleden van vermisten afgenomen om tot een oordeel te komen.