| ||||||||||||
|
Omnia Treuhandgesellschaft m.b.H.Naamsvariant
Omnia Treuhand G.m.b.H.
Naamsafkorting
Omnia
Oprichtingsdatum
oktober 1941
Opheffingsdatum
30 september 1959
Toelichting op de periode van bestaan
Omnia Treuhand was opgericht in Praag. In oktober 1941 werd een filiaal in Nederland geopend. Begin 1945 werden de activiteiten van het instituut gestaakt. Na de bevrijding kwam de Omnia onder beheer te staan van het Nederlands Beheersinstituut. In 1959 was de liquidatie van de Omnia voltooid. Oprichters
In september 1941 kreeg de Omnia Treuhand van de Rijkscommissaris voor het bezette Nederlandse gebied Dr. A. Seyss-Inquart de opdracht om een deel van de in Nederland op handen zijnde liquidaties van joodse bedrijven door te voeren. Aanleiding voor oprichting
Op 12 maart werd de verordening tot verwijdering van joden uit het bedrijfsleven (VO 48/41) ingesteld. Verschillende Duitse instellingen in Nederland waren betrokken bij de uitvoering van deze verordening. Joodse ondernemingen werden onder beheer gesteld of geliquideerd. In 1941 werd de Omnia Treuhand gevraagd om de liquidatie van kleine ondernemingen in het beheer van joden te liquideren. Inrichting van de organisatie
De Omnia-Treuhandgesellschaft m.b.H was een Duitse trustmaatschappij die tijdens de Tweede Wereldoorlog haar hoofdvestiging aan de Perlgasse 1 in Praag had. Aan het hoofd van de Omnia stond de Duitse accountant Georg Niethammer uit Berlijn. In Nederland stond de Omnia onder leiding van Heinrich Friedmann.
De uitvoering van de liquidaties van joodse bedrijven lag in handen van Sachbearbeiter. Sachbearbeiterburo's waren gevestigd in Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Zwolle, Meppel, Enschede, Hengelo, Groningen, Leeuwarden en Den Bosch. In 1942 en 1943 waren er ongeveer vijftig Sachbearbeiter. In september 1944 waren dat er nog maar veertien. Na de oorlog Na de bevrijding werd de Omnia onder beheer gesteld bij het Nederlands Beheersinstituut. Tot 1 november 1947 trad mr. R. Korthals Altes op als bestuurder van de Omnia. Daarna werd het hoofd van de afdeling Bijzondere Beheren van het NBI tot bestuurder benoemd. Op 1 oktober 1954 werd A. Harms en Mr. A.N. Kotting door het Bureau Amsterdam van het Nederlandse Beheersinstituut aangesteld tot bestuurders, met bevoegdheid van beheerder van de Omnia Treuhand G.m.b.H. Drie jaar later, op 23 oktober 1957, is het bestuur overgegaan naar de Stichting Beheer, Bestuur en Toezicht Rechtspersonen (BBTR), die de liquidatie op 30 september 1959 voltooide. Positie binnen de organisatie
De directe opdrachtgever van Omnia Nederland was de Wirtschaftsprüfstelle, een onderdeel van het Generalreferat/Hauptabteilung Wirtschaft van het Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft. Bevoegdheden
De Omnia was bevoegd liquidaties van joodse ondernemingen uit te voeren. Taken
Bij verordening 189/40 van 22 oktober 1940 werden alle ondernemingen waarin joden een zekere invloed hadden, verplicht zich te melden. De registratie van die ondernemingen werd aan de Wirtschaftsprüfstelle, een afdeling van het Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft, opgedragen. Met het van kracht worden van de verordening tot verwijdering van joden uit het bedrijfsleven (VO 48/41) van 12 maart 1941, kreeg de Wirtschaftsprüfstelle de bevoegdheid bij dergelijke ondernemingen bewindvoerders (Treuhänder) aan te stellen. De Treuhänder waren gemachtigd om tot verkoop of liquidatie van het bedrijf, waar zij als bewindvoerder waren aangesteld, over te gaan. In het najaar van 1941 kreeg de Omnia Treuhand van Rijkscommissaris Seyss-Inquart de opdracht, om voor een deel van de bedrijven als bewindvoerder en liquidateur op te treden. De directe opdrachtgever van de Omnia Nederland was de Wirtschaftprüfstelle. De uitvoering van de bewindvoering was in handen van een Sacharbeiter, een medewerker met beslissingsbevoegdheid. Bij verkoop van een joods bedrijf en in de gevallen dat een Treuhänder zelf een joods bedrijf wilde kopen, moest de Niederländische Aktiengesellschaft für Abwicklung von Unternehmungen (NAGU) worden ingeschakeld, die dan de verkoopwaarde van het betreffend bedrijf vaststelde en de afhandeling van de verkoop regelde. Tussen 1941 en september 1944 kreeg de Omnia 16.000 liquidatie-opdrachten van meestal kleine eenmansbedrijfjes. Ten name van het merendeel van haar zaken opende de Omnia een rekening bij de Bank voor Nederlandschen Arbeid N.V. De Omnia was bevoegd om over het saldo van deze rekeningen te beschikken, en maakte van die bevoegdheid gebruik om: a) De schulden van de geliquideerden te betalen; b) Aan zichzelf bedragen over te maken onder de naam "Liquidationspauschale"; het betrof hier een omslagheffing ter dekking van de kosten van het Omnia-apparaat; c) Was de liquidatie beëindigd, dan gaf de Omnia de opdracht de rekening af te sluiten en het saldo over te maken naar Lippmann, Rosenthal & Co. Sarphatistraat (Liro) op een rekening van de joodse eigenaar. Joden werden gedwongen om bij de Liro een rekening te openen, maar konden niet zelfstandig beschikken over hun geld. Zolang het saldo van de rekening niet was overgeboekt naar Liro, had de joodse ondernemer een vordering op de Bank voor Nederlandschen Arbeid. Na overboeking van het saldo had hij een vordering op Liro (later de LVVS). Na de oorlog konden deze ondernemers of hun nabestaanden vorderingen indienen bij de beheerders van de Omnia op de liquidatiekosten die door de Omnia waren ingehouden (b). Thema's
Doelgroep
Vervolgingsslachtoffers Nederland
Plaatsen
Toelichting op geografische trefwoorden
In oktober 1941 opende de Omnia-Treuhandgesellschaft m.b.H. een filiaal in Den Haag. In 1943 werd dit hoofdkantoor voor Nederland naar Arnhem overgebracht. Vanaf januari 1944 was het hoofdkantoor in hetzelfde gebouw in Arnhem als de Wirtschaftsprüfstelle ondergebracht. Na de luchtlanding van de geallieerde troepen op 17 september 1944 werden de werkzaamheden stopgezet. In januari 1945 werd toch weer een kantoor in Groningen geopend. Door het naderen van de geallieerde troepen kon Heinrich Friedmann, die aan het hoofd stond van Omnia Nederland, niet van een reis uit Duitsland naar Groningen terugkeren. Daarmee kwam een einde aan de activiteiten van de Omnia-Treuhandgesellschaft m.b.H. in Nederland. Verwijzing naar andere archiefvormers
Literatuur
Verdieping
Archief van de Omnia Treuhandgesellschaft m.b.H.Beginjaar
1941
Eindjaar
1944
Vindplaats
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam Toegang
Inventaris Kenmerk toegang
Toegangsnummer 94. De toegang is in 1998 vervaardigd door J.M.L. van Bockxmeer en bevat een uitgebreide archivistische en historische inleiding. Omvang
2,8 meter Aantal inventarisnummers
93 inventarisnummers
Archiefordening
Alfabetisch Thematisch Toelichting
Wegens het fragmentarisch karakter van het bewaard gebleven materiaal was het moeilijk de archiefbescheiden naar taakonderdelen van de Omnia in te delen. De ordening is thans: A. Algemeen B. Stukken betreffende specifieke bedrijfstakken C. Stukken betreffende de liquidatie van bedrijven D. Stukken ontvangen/opgemaakt door Richard Becker, Sachbearbeiter van Omnia. In de doorslagen van uitgaande brieven aan de Wirtschaftprüfstelle, die in de inventaris onder nummer 17-82 te vinden zijn, werd geen ordening aangetroffen. Om het materiaal toegankelijk te maken is een alfabetische ordening op naam van de joodse eigenaar van het bedrijf aangebracht. Informatiedrager
papier Openbaarheid
beperkte openbaarheid Toelichting
Het archief is in zijn geheel beperkt openbaar. Het is slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Verloren geraakt
Het archief zoals dat door Omnia gevormd was is grotendeels verloren gegaan. In 1943 werd het grootste gedeelte van het archief dat betrekking had op afgesloten zaken overgebracht naar München waar het later bij een bombardement verloren is gegaan. Andere archiefbescheiden zouden in Arnhem zijn achtergebleven of misschien zijn overgebracht naar Almelo. Stukken met betrekking tot niet afgehandelde zaken kunnen ook in de kantoren van Sachbearbeiter zijn achtergebleven en daar eventueel vernietigd zijn. Dat laatste is volgens het hoofd van Omnia, Friedmann, gebeurd met het archief dat een van de belangrijkste Sachbearbeiter, Van Daelen, in zijn kantoor in Amsterdam had staan. Analytische beschrijving van het archief
A. Algemeen Algemene correspondentie met het hoofdkantoor in Praag en diverse correspondentie over de liquidatie van joodse bedrijven. Stukken over interne aangelegenheden en instructies bestemd voor medewerkers en Sachbearbeiter. B. Stukken betreffende specifieke bedrijfstakken Stukken betreffende specifieke bedrijfstakken zoals juwelierszaken, kunsthandel, tabakshandel, verzekeringsbedrijven, textiel- en schoenenhandel. C. Stukken betreffende de liquidatie van bedrijven Diverse stukken over de afwikkeling van de liquidaties, onder andere over boedels, verkoop van goederen en ‘Gettobetriebe’ in Amsterdam. Doorslagen van uitgaande brieven aan de Wirtschaftprüfstelle, geordend op naam van de joodse eigenaar van het te liquideren bedrijf (inv.nrs. 17-82). D. Stukken afkomstig van Richard Becker, Sachbearbeiter Stukken ontvangen of opgemaakt door Richard Becker, Sachbeartbeiter van Omnia, werkzaam in Meppel, Assen en Zwolle, voor de liquidatie van bedrijven in het oosten van Nederland. Vanaf 1942 was hij tevens Treuhänder voor de tabakshandel (inv.nrs. 83-93) Archiefstukken van organisatie/persoon in andere archieven
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Collectie Documentatie II Zaken Omnia- Treuhandgesellschaft m.b.H (dossier 584A). Daarnaast bezit het NIOD een grote collectie dossiers afkomstig uit de archieven van de Omnia-Treuhandgesellschaft m.b.H., de Deutsche Revisions- und Treuhand A.G. (Zweigniederlassung Den Haag) en de Wirtschaftsprüfstelle (94f). De dossiers van de verschillende instellingen zijn na de oorlog door de Schade Enquête Commissies als een verzameling geordend. Collectie dossiers afkomstig uit de archieven van de Omnia-Treuhandgesellschaft m.b.H., de Deutsche Revisions- und Treuhand A.G. (Zweigniederlassung Den Haag) en de WirtschaftsprüfstelleBeginjaar
1941
Eindjaar
1945
Vindplaats
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Den Haag Toegang
Inventaris Toelichting
Plaatsingslijst met nadere toegang Kenmerk toegang
Toegangsnummer 94f De inventaris werd in 1998 vervaardigd door J.M.L. van Bockxmeer. Indices op toegang
De naar schatting 8.000 à 9.000 dossiers staan op nummer gerangschikt. Zij zijn toegankelijk gemaakt met behulp van een kaartsysteem. Er zijn twee kaartsystemen aangelegd die als toegang op de collectie dossiers gebruikt werden en worden. Het ene kaartsysteem geeft toegang op dossiers van bedrijven in Den Haag en omgeving (2 laden), het andere verwijst naar dossiers van bedrijven in het hele land (8 laden). Op de kaarten staan meestal enkele gegevens over het bedrijf zoals naam, adres, naam van de eigenaar en er zijn gegevens op te vinden die in verband staan met het ariseren of liquideren van het bedrijf. Zo zijn er op de kaarten nummers te vinden die de DRT, Omnia, de Wirtschaftsprüfstelle en andere organisaties tijdens de behandeling van een zaak gebruikt hebben. Deze nummers kunnen niet gebruikt worden voor het opvragen van een dossier, zij zijn ook geen aanwijzing dat er een dossier aanwezig is. In het kaartsysteem zijn veel meer kaarten op naam van bedrijven aanwezig dan er dossiers zijn. Als er een groot blauw-paars nummer op een kaart gestempeld is, verwijst dit in principe naar een dossier op naam van het bedrijf of naar een map waarin kleine dossiers op naam van verschillende bedrijven verzameld zijn. Zo'n nummer werd door medewerkers van de SEC op de kaart en het bijbehorende dossier gestempeld. De nummering loopt op van 1 tot en met 6798. In een aantal gevallen staat er op de kaartjes wel een gestempeld nummer, maar is er geen dossier aanwezig. De kaartsystemen kunnen door bezoekers van de studiezaal op microfilm geraadpleegd worden. De nummers van de films, die kunnen worden opgevraagd aan de balie van de studiezaal, zijn 133 t/m 139. Staat er op een kaart een gestempeld nummer, dan kan met behulp daarvan het bijbehorende dossier worden opgevraagd. Omvang
67 meter; 536 dozen Aantal inventarisnummers
8000 à 9000 dossiers
Archiefordening
Numeriek Toelichting
Ordening en toegang zijn het resultaat van de werkzaamheden van de Schade-Enquête Commissies (SEC) die na de oorlog onder andere belast waren met het in behandeling nemen van schade ontstaan door het in beheer nemen van bedrijven. Informatiedrager
microfilm papier Openbaarheid
beperkte openbaarheid Toelichting
Het archief is in zijn geheel beperkt openbaar. Het is slechts raadpleegbaar na verkregen toestemming van de directeur van het NIOD. Analytische beschrijving van het archief
Het gaat hier om een verzameling dossiers die van de Omnia, de Deutsche Revisions- und Treuhand A.G. (Zweigniederlassung Den Haag) en de Wirtschaftsprüfstelle afkomstig zijn en door de Schade Enquete Commissie na de oorlog als verzameling zijn geordend. Het is ook mogelijk, dat zich dossiers van andere organisaties in het bestand bevinden. Het is niet altijd met zekerheid vast te stellen of een dossier afkomstig is uit de oorspronkelijke archieven van de DRT, de Wirtschaftsprüfstelle of Omnia. Zo kan een DRT-dossier betrekking hebben op een zaak die door deze organisatie werd afgehandeld, maar het is ook mogelijk dat het om stukken gaat die aan de DRT zijn toegezonden, bv. door Omnia, vanwege de toezichthoudende functie van de DRT. De dossiers zijn niet stuk voor stuk op hun inhoud geïnventariseerd. Met behulp van een steekproef is vastgesteld welke documenten over het algemeen aangetroffen kunnen worden. In willekeurige volgorde zijn dat:
Archiefstukken van organisatie/persoon in andere archieven
Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Collectie Documentatie II Zaken Omnia- Treuhandgesellschaft m.b.H (dossier 584A). Daarnaast bezit het NIOD fragmenten van het archief van Omnia Treuhand G.m.b.H. (94). Archief van de Beheerders van Omnia Treuhand GesellschaftBeginjaar
1945
Eindjaar
1959
Vindplaats
Nationaal Archief, Den Haag Het archief bevindt zich in het dossierarchief van het Nederlandse Beheersinstituut. Toegang
Inventaris Toegang gedigitaliseerd Toelichting
Kenmerk toegang
2.09.16 De inventaris bevat een korte historische en archivistische inleiding. De dossiers over de door het NBI beheerde vermogen zijn alfabetisch op naam opgeborgen (de beheersdossiers). De beheersdossiers zijn met behulp van een database toegankelijk. De inventarisnummers die betrekking hebben op de Omnia zijn: 137522-137531. Omvang
Het op Omnia betrekking hebbende gedeelte bedraagt 1,8 meter. Aantal inventarisnummers
Inventarisnummer 137522-137531 (10 inventarisnummers)
Archiefordening
Alfabetisch Thematisch Informatiedrager
papier Openbaarheid
beperkte openbaarheid Toelichting
Het beperkt openbare gedeelte van dit archief (niet-openbaar categorie B) is alleen ter inzage na schriftelijke toestemming tot raadpleging, te verkrijgen d.m.v. een schriftelijk verzoek (per brief, inclusief onderzoeksopzet) aan de directeur van het Nationaal Archief t.a.v. het hoofd Onderzoek. Raadpleging van stukken, jonger dan 50 jaar, na toestemming van de directeur Nationaal Archief. In twijfelgevallen pleegt directeur Nationaal Archief overleg met Justitie. Publicatie van gegevens na toestemming van Justitie, behalve van gegevens, die naar hun aard openbaar zijn (kranten, brochures, publicaties Raad en NBI, in openbaar uitgesproken vonnissen). Analytische beschrijving van het archief
De inventarisnummers betreffende Omnia bevatten zowel stukken van de bestuurders van Omnia als van het Nederlands Beheersinstituut. De volgende categorieën zijn te onderscheiden: Archief van het Hoofdkantoor van het NBI
Archief van de bestuurders over Omnia
Deelarchieven/ gedeponeerde archieven
De NAGU, Omnia en Wirtschaftprüfstelle vielen onder dezelfde afdeling van het Bureau Bijzonder Beheren van het Beheersinstituut. In de dossiers van Omnia kan men ook correspondentie, accountantsverslagen etc aantreffen over de NAGU en andersom. |
|||||||||||
|