Bedrijven

Liquidatie en arisering

Tijdens de bezetting hebben de Duitsers het joodse bedrijfsleven door middel van arisering en liquidatie opgeheven. Daartoe werden twee verordeningen uitgevaardigd. Bij de eerste verordening, van 22 oktober 1940 (VO 198/1940), werd bepaald dat joodse ondernemingen zich moesten aanmelden bij de Wirtschaftsprüfstelle (Wsp), met een opgave van het vermogen van hun onderneming. De Wsp was een onderdeel van het Generalkommissariat für Finanz und Wirtschaft. Naar schatting hebben 22.000 joodse bedrijven zich aangemeld bij de Wsp.

De tweede verordening, van 12 maart 1941 (VO 48/1941), legde vast dat kleine joodse ondernemingen geliquideerd en grote of economisch belangrijke joodse ondernemingen geariseerd moesten worden, dat wil zeggen voortgezet door niet-joden. De naamloze vennootschap Niederländische Aktiengesellschaft für Abwicklungen von Unternehmungen (Nagu) was in opdracht van de Wsp betrokken bij het beheren en verkopen van de economisch belangrijke joodse ondernemingen. De opbrengsten van deze activiteiten werden overgemaakt naar de ‘Treuhand A.G.’ te Berlijn en naar de Vermögensverwaltungs- und Rentenanstalt (VVRA) in Nederland. De Nagu heeft ongeveer 63,6 miljoen gulden bij de VVRA gestort.

Kleine bedrijfjes werden geliquideerd door de Omnia Treuhandgesellschaft in samenwerking met door de Omnia aangestelde Liquidationstreuhänder. Bij de Bank voor Nederlandschen Arbeid (BNA) werd een rekening op naam van de te liquideren onderneming geopend. Eventuele schulden, beheers- en liquidatiekosten kwamen ten laste van deze rekening. Hierop bijgeschreven werden de uiteindelijke opbrengst van de geliquideerde zaak. Als de liquidatie was voltooid, werd de rekening op last van Omnia afgesloten en het saldo overgemaakt naar de ‘roofbank’ Liro Sarphatistraat, ten name van de joodse eigenaar die daar verplicht een rekening had lopen. De opbrengst van de door Omnia geliquideerde bedrijven beliep rond 6.5 miljoen gulden.

Aantallen

Onduidelijk is hoeveel ondernemingen zijn geliquideerd; de schattingen variëren van 10.000 tot 13.000. Ongeveer 2.000 bedrijven mochten blijven voortbestaan omdat ze ‘zelfarisering’ hadden toegepast en joodse firmanten, directies of commissarissen hadden vervangen door niet-joodse. Ook circa 2.000 bedrijven werden door de Nagu onder beheer van een Verwalter gesteld of verkocht aan niet-joden. Van de overige 5.000 tot 8.000 bedrijven is niets bekend, maar aangenomen kan worden dat zij met de deportatie van hun eigenaren waren opgehouden te bestaan.  

Rechtsherstel en schadevergoeding

Na de bevrijding stond de Nederlandse Staat voor de taak rechtsherstel te laten plaatsvinden. Bij de Omnia, de Bank voor Nederlandschen Arbeid en Liro werden beheerders aangesteld, waarbij gedupeerden vorderingen konden indienen. Er is voor een bedrag van ongeveer 9,6 miljoen gulden aan vorderingen erkend. Het grootste deel daarvan, een bedrag van circa 5,9 miljoen gulden (90% van 6,5 miljoen), werd door de beheerder van Liro, de Liquidatie van Verwaltung Sarphatistraat (LVVS), uitgekeerd.

Eigenaren van de door de Nagu verkochte bedrijven kregen een vordering op de VVRA, waar de koopsommen voor hun ondernemingen terecht waren gekomen. Rechtsherstel vond vaak plaats via minnelijke schikkingen: de rechthebbenden kregen hun onderneming terug van de actuele eigenaar, of er werd alsnog een aanvaardbare koopsom voor de onderneming ontvangen. Kwamen de oorspronkelijke en actuele eigenaar er onderling niet uit via een schikking, dan werd de zaak ter beoordeling voorgelegd aan de afdeling Rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel. Het totale bedrag aan restitutie voor verkochte en geliquideerde bedrijven kwam uit op circa 63,6 miljoen gulden.

Archieven

Aan de hand van archiefmateriaal is het niet mogelijk de werkelijke waarde vast te stellen van de verkochte of geliquideerde bedrijven. Van het archief van de Nagu zijn slechts enkele fragmenten bewaard gebleven en ook van het archief van de Wirtschaftsprüfstelle is maar een klein gedeelte overgeleverd. In het archief van Omnia, dat evenmin compleet is, bevinden zich wel naar schatting 8.000 dossiers over door Omnia uitgevoerde liquidaties, waarin door Liquidationstreuhänder verslag wordt gedaan van de netto-opbrengsten van de door hen geliquideerde bedrijven. Daarnaast kunnen er nog gegevens over ondernemingen gevonden worden in de archieven van de Deutsche Revisions- und Treuhand A.G. (DRT). Deze organisatie hield onder andere toezicht op het werk van de Verwalter en Treuhänder.

Esther Balkestein

Bronnen

  • Aalders, G., Berooid. De beroofde joden en het Nederlandse restitutiebeleid sinds 1945 (Amsterdam 2001).
  • Contactgroep Tegoeden WO II, Tweede Wereldoorlog. Roof en rechtsherstel. Eindrapport van de Contactgroep Tegoeden WO II (Amsterdam 2000).
verantwoording
colofon