Schadevergoedingen

Al tijdens de bezettingstijd werden twee schadevergoedingsregelingen uitgevaardigd die voorzagen in een compensatie voor materiële oorlogsschade: het Besluit op de Materiële Oorlogsschaden (Verordening 221/1940) en het Besluit op de Bezettingsschaden (Verordening 30/1942). Na de oorlog, op 16 juni 1945, werden deze besluiten vervangen door het Besluit Overgangsregeling Oorlogsschade (Stb. F98), dat op 9 november 1945 weer werd omgezet in het Besluit op de Materiële Oorlogsschaden 1945 (Stb. F255), oftewel het Besluit MOS. Het basisprincipe van alle besluiten was hetzelfde: burgers konden compensatie krijgen voor materiële schade veroorzaakt door oorlogsgeweld, handelingen of maatregelen van de vijand of oorlogsomstandigheden.

Schade Enquête Commissies

Duitsers vergoeden gestolen huisraad aan 30.000 joden

Alleen schade aan tastbare goederen werd als oorlogsschade aangemerkt, zoals schade aan onroerend goed, bedrijfsuitrusting, handelsvoorraden, huisraad en vaartuigen. Andere vormen van inkomensschaden - zoals verlies van inkomsten of werk, of verlies van geld, waardepapieren of effecten - vielen buiten de schaderegelingen. Bij een uitkering werd niet uitgegaan van de vervangingswaarde van de goederen, maar van de vooroorlogse waarde, met als peildatum 9 mei 1940. Daarop werd ook nog een bedrag aan afschrijving in mindering gebracht.

Met de registratie, het onderzoek en de taxatie van de schade waren Schade Enquête Commissies belast (SEC’s), die over heel Nederland verspreid waren. De algehele leiding berustte bij het Commissariaat voor Oorlogsschade, een onderdeel van het ministerie van Financiën. De schade kon op een formulier worden ingevuld, waarna een controleur van een SEC ter plekke de schade kwam opnemen en rapport uitbracht. Er werden verschillende schadeaangifteformulieren gebruikt:

  1. voor schade aan onroerend goed
  2. voor schade aan bedrijfs- en beroepsuitrusting
  3. voor schade aan handels- en bedrijfsvoorraden
  4. voor schade aan huisraad
  5. voor schade aan vaartuigen

Voorschotten voor huisraad werden via het netwerk van het Centraal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers in natura verleend of gestort op zogeheten huisraadschadeboekjes bij de Nederlandsche Middenstandsbank. Bedrijven konden voor voorschotten en aanvullende kredieten terecht bij de speciaal daartoe opgerichte Herstelbank. Voor leeggeroofde of geliquideerde bedrijven kon alleen een schadevergoeding worden verkregen voor B- of C-schade als de bedrijven na de oorlog weer werden voortgezet.

Wet MOS

Op 9 februari 1950 werd de definitieve Wet op de Materiële Oorlogsschaden (Stb. K31) aangenomen. Dezelfde organisaties die de schadevergoedingsbesluiten hadden uitgevoerd, voerden nu deze Wet MOS uit. De Wet MOS was ruimer dan de oorspronkelijke regelingen. Voor schade aan woningen, bedrijfspanden en schepen kon alsnog een vergoeding worden verkregen ter hoogte van de vervangingswaarde, al was dit wel aan een maximumbedrag gebonden. Voor luxegoederen, zoals bontmantels, sieraden, tafelzilver en schilderijen kon een maximumvergoeding worden verkregen van 300 of  400 gulden. Uiteindelijk zouden meer dan 500.000 personen en bedrijven een beroep doen op de oorlogsschaderegelingen en werd aan de gedupeerden een bedrag van 6,3 miljard gulden aan schadevergoedingen uitgekeerd.

West-Duitsland

Eind jaren ’50 van de vorige eeuw heeft de West-Duitse regering in het kader van de Wiedergutmachung een tweetal schadevergoedingswetten uitgevaardigd, het Bundesrückerstattungsgesetz (BRüG) en het Bundesentschädigungsgesetz (BEG). Naast vergoedingen voor materiële schade, kon ook een - beperkte - vergoeding voor immateriële schade verkregen worden.

"Wiedergutmachung": ingezonden brief van verontwaardigde vervolgde die het smartegeld onbegrijpelijk laag vindt

Archieven

Van de meeste archieven die werden gevormd in het kader van de Nederlandse schadevergoedingsregelingen is weinig bewaard gebleven. De archieven van de Schade Enquête Commissies zijn vernietigd. Slechts van de SEC’s in Rotterdam en Amsterdam zijn fragmenten bewaard gebleven. Ook het archief van het Commissariaat voor de Oorlogsschade is met toestemming van de Rijksarchivaris vernietigd.

Esther Balkestein

Bronnen

  • Bossenbroek, M., De meelstreep: Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2001).
  • Wiarda, N.H., Wet op de materiële Oorlogsschaden (Alphen a/d Rijn 1950).
verantwoording
colofon