- Samenstellen van een balans en het inventariseren van de nog niet te gelde gemaakte vermogensbestanddelen
- Liquidatie van de vermogensbestanddelen
In 1948 konden de beheerders-vereffenaars een eerste uitkering doen van 30%. In 1950 wilden de beheerders-vereffenaars de afwikkeling van de verplichtingen van de VVRA bespoedigen door een definitief aanbod aan crediteuren te doen van 60% ineens, onder verrekening van het voorschot van 30%. Tegen dit aanbod is beroep aangetekend bij de Afdeling Rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel. Bij vonnis van 13 april 1950 is het aanbod vernietigd. De VVRA diende een tweede voorlopige uitkering van 25% uit te betalen.
Op 30 november 1948 werd door de VVRA de eerste lijst met erkende vorderingen gedeponeerd, gevolgd door publicatie in de Nederlandse Staatscourant. In juli 1956 bleek het aantal erkende crediteuren te zijn opgelopen tot ruim 1800, met een nominaal bedrag van fl. 236 miljoen aan erkende vorderingen.
Evenmin als de LVVS kon de VVRA tot een slotuitkering komen. Een aantal belangrijke vorderingen kon niet binnen de afzienbare tijd geïnd worden. Om de afwikkeling te bespoedigen heeft het Waarborgfonds Rechtsherstel (WBF) op 19 juli 1956 de boedels van LVVS en de VVRA gekocht tegen de verplichting van deze boedels in staat te stellen een definitieve uitkering te doen aan crediteuren van 90% respectievelijk 85% van hun vorderingen, onder verrekening van eerdere uitkeringen. Dit aanbod aan crediteuren is door het Nederlandse Beheersinstituut gedaan bij een publicatie in de Nederlandse Staatscourant. Bij gebreke van appèl is de regeling tussen de boedel en het WBF definitief geworden.
De beheerders-vereffenaars van de VVRA hebben in de periode 19 juli 1956 tot en met 31 december 1957 met het overgrote deel der crediteuren kunnen afrekenen en een aanvullende slotuitkering gedaan tot 85% van de vordering. De verplichtingen van de LVVS, die op 31 december 1957 nog niet waren afgedaan, werden door het WBF ter verdere afwikkeling overgenomen. Een viertal zaken, waarin wegens lopende rechtsherstelprocedures nog niet bekend was wie rechthebbende waren, werden aan het NBI overgegeven ter verdere afhandeling. Per 31 december 1957 bezat de VVRA geen activa meer.