Bundesentschädigingsgesetz

Bundesentschädigungsgesetz

Een tweede ‘Wiedergutmachungs-wet’, waar ook Nederlandse oorlogsgetroffenen voor in aanmerking kwamen, was het Bundesentschädigingsgesetz (BEG). Vervolgden van de Nazi’s konden op basis van deze wet aanspraak maken op een eenmalige uitkering. In eerste instantie kwamen echter alleen vervolgden in aanmerking die vóór 1953 in West-Duitsland of West-Berlijn hadden gewoond of die er sinds die tijd nog steeds woonden. Buitenlandse vervolgingsslachtoffers kwamen aanvankelijk dus niet in aanmerking voor schadevergoeding. In 1955 werd echter bepaald dat ook vervolgingsslachtoffers die minstens drie maanden in concentratiekampen op West-Duits grondgebied hadden doorgebracht in aanmerking kwamen voor een BEG-uitkering. Hoewel Nederlandse slachtoffers van het Nazi-regime nog geen aanspraak konden maken op een uitkering dienden velen alvast een claim in.

Verdrag met Duitsland (uitkeringen aan nazislachtoffers)
Op 8 april 1960 werd een akkoord bereikt door de Nederlandse en Duitse regeringen betreffende het uitkeren van schadevergoedingen aan Nederlandse vervolgingsslachtoffers. De Commissie-Drees, die namens de regering de onderhandelingen voerde, was met West-Duitsland overeengekomen dat de BRD 125 miljoen DM beschikbaar zou stellen ten behoeve van Nederlandse vervolgingsslachtoffers. De claims dienden wel voorzien te zijn van officiële documenten (Bescheinigungen) waaruit onder meer zou blijken: de plaats en duur van arrestatie of gevangenschap, tijdstip en plaats van deportatie en overlijden, ziekte, invaliditeit, mishandeling, sterilisatie, het dragen van een Jodenster en/of mishandeling in de periode 1940-1945.[1]

Het bewijsmateriaal dat noodzakelijk was om de claim te staven was aanwezig bij het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis en het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie. Na de bezetting hadden beide instituten archiefmateriaal verzameld voor hun respectievelijke taken: het opsporen van vermiste personen en het verzamelen van archiefbescheiden met betrekking tot de geschiedenis van Nederland in de Tweede Wereldoorlog. Deze archieven werden als het ware hergebruikt. In eerste instantie voor het opsporen van vermiste personen en later bij het leveren van bewijs ten behoeve van schadeuitkeringen voor oorlogsgetroffenen.

Verificatie

De eerste verificatie van BEG-claims vond plaats bij het Informatiebureau. Indien niet genoeg bewijsmateriaal bij het Informatiebureau aanwezig was, werden de aanvraagformulieren doorgestuurd naar het RIOD. Tot in 1965 zouden het RIOD en het Informatiebureau zich bezighouden met het verifiëren van gegevens en het afgeven van Bescheinigungen. Het RIOD werd met name ingeschakeld als het ging om de verificatie van verblijf in de gevangenis te Scheveningen en in het kamp Vught.

Reeds 80.000 aanvragen om smartengeld verzonden
Daarnaast werd het Rijksinstituut ook ingeschakeld bij de ‘negatieve’ controle. De Commissie-Drees had bepaald dat wanneer de aanvrager tijdens de bezetting veroordeeld was vanwege een economisch of gewoon crimineel delict, de aanvrager geen recht had op een uitkering. De commissie oordeelde dat dit geen vervolgden waren en dat deze voormalige gevangenen geen recht hadden op schadevergoeding. Bij het RIOD berusten de registers van de Duitse rechtspleging in Nederland en dus kon men daar nagaan of mensen waren veroordeeld vanwege politieke of economische/criminele delicten. De registers waren niet alfabetisch en dus werd besloten een alfabetische cartotheek aan te leggen van alle namen die in deze registers voorkwamen. De registers bevatten ruim 100.000 gegevens over Nederlanders die in Duitse gevangenschap hadden verbleven.[2]

Bundesentschädigungsgesetz-Schlussgesetz

Op 1 oktober 1965 trad het Bundesentschädigungsgesetz-Schlussgesetz in werking. Vervolgingsslachtoffers konden nog tot 31 december 1969 aanvragen om schadevergoeding indienen op basis van het BEG. Daarna zouden getroffenen of hun nabestaanden geen recht meer hebben op een schade-uitkering.

Karolien Verbrugge

Bronnen

[1] Vereniging Het Nederlandse Roode Kruis, Directie-verslag over het jaar 1955. Vereniging Het Nederlandsche Roode Kruis (Den Haag z.j.), 77-78.

[2] Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Amsterdam, Oorlogsmisdrijven, roof en recuperatie, toegang 281.

verantwoording
colofon