Aandacht voor immateriële hulpverlening aan oorlogsgetroffenen

Binnen de hulpverlening aan oorlogsgetroffenen zoals die vandaag de dag wordt geboden, kan een onderscheid gemaakt worden tussen materiële steun (in de vorm van pensioenen, uitkeringen en faciliteiten zoals vergoeding van huishoudelijke hulp, vervoerskosten) en immateriële (psychosociale) hulp. Het heeft echter tientallen jaren geduurd voordat een dergelijk zorgstelsel tot stand kwam. De overheid richtte zich kort na de Tweede Wereldoorlog in eerste instantie vooral op materiële hulpverlening. Het waren particuliere organisaties zoals Stichting 1940-1945, Stichting Pelita en Stichting Joods Maatschappelijk Werk (JMW) die getroffenen uit veelal eigen kring naast praktische hulp en begeleiding ook morele steun boden.

Kort na de bevrijding werden oorlogservaringen nog wel gedeeld, maar na enkele jaren viel het ‘grote zwijgen’ in. Over de Tweede Wereldoorlog werd in de openbaarheid weinig meer gesproken. Pas in de jaren zestig werd de stilte doorbroken; de oorlog werd door de Nederlandse samenleving ‘herontdekt’. Door televisie-uitzendingen van De Bezetting (1960-1965), het proces tegen oorlogsmisdadiger Adolf Eichmann (1961) en de publicatie van Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse jodendom, 1940-1945 door Jacques Presser in 1965 ontstond het inzicht dat de bezetting wel voorbij was, maar voor velen niet vergeten of verwerkt.

Aandacht voor het leed van oorlogsgetroffenen maakte deel uit van een groter maatschappelijk proces dat zich in de jaren zestig in Nederland voltrok. Jaren van soberheid en wederopbouw maakten plaats voor een tijd van toenemende welvaart. De samenleving emancipeerde en werd mondiger, waardoor de invloed van gevestigde autoriteiten als kerk en politiek werd ingeperkt.  Nederland groeide in deze periode uit tot een verzorgingsstaat met een uitgebreid stelsel van sociale voorzieningen. Deze veranderingen liepen parallel met ontwikkelingen in de geestelijke gezondheidszorg. Praten over emoties tijdens psychotherapie werd gemeengoed en begrip voor andermans leed – waaronder dat van oorlogsgetroffenen – nam toe.

Artsen en maatschappelijk werkers vroegen met succes aandacht gevraagd voor de oorlogsproblematiek. Psychiater Jan Bastiaans was één van de bekendste pleitbezorgers voor hulpverlening die specifiek gericht was op oorlogsgetroffenen. Mede dankzij zijn inspanningen raakte de publieke opinie in Nederland bekend met termen als ‘oorlogstrauma’ en ‘postconcentratiekampsyndroom’. Bastiaans was ook actief betrokken bij de totstandkoming van Stichting Centrum ’45. Deze instelling – die in 1973 in Oegstgeest haar deuren opende – was een speciaal centrum voor onderzoek en behandeling van getraumatiseerde oorlogsgetroffenen.

De nieuwe inzichten over de oorlogsproblematiek brachten eveneens tekortkomingen van de bestaande hulpverlening aan het licht. De Nederlandse regering zag het als haar taak het Werk- en Adviescollege Immateriële Hulpverlening aan Oorlogsgetroffenen in te stellen dat voor het eerst in de geschiedenis de aard en omvang van de immateriële problematiek van oorlogsgetroffenen in kaart bracht. Met de uitkomsten kon de overheid de behoeften aan (im)materiële hulpverlening aan oorlogsgetroffenen beter afstemmen. Verschillende groepen oorlogsgetroffenen, belangenorganisaties, hulpverleners en politici werden bij het onderzoek betrokken. Het onderzoek resulteerde in aanbevelingen die onder andere betrekking hadden op de voorlichting over de problematiek van (‘vergeten’ groepen) oorlogsgetroffenen aan de Nederlandse samenleving en hulpverleners, de herziening van aspecten van wettelijke regelingen en de wijze van (medische en therapeutische) hulpverlening. Een concrete uitwerking van de aanbevelingen was de instelling van een voorlopig ‘Informatie- en Coördinatieorgaan voor de Dienstverlening aan Oorlogsgetroffenen’ (ICODO). In 1983 volgde de wettelijke instelling van Stichting ICODO. Het ICODO had enerzijds tot doel oorlogsgetroffenen te voorzien van informatie en advies inzake materiële en immateriële zaken evenals bemiddeling bij hulpverlening, anderzijds streefde het ICODO ernaar de deskundigheid en samenwerking van de hulpverlening aan oorlogsgetroffenen te bevorderen. In 2005 zijn de taken van ICODO overgenomen door Stichting Cogis, kennisinstituut sociale en psychische gevolgen van oorlog, vervolging en geweld.

Marielle Scherer

Bronnen

  • Bossenbroek, M., De Meelstreep. Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2001).
  • Enning, B., De oorlog van Bastiaans. De LSD-behandeling van het kampsyndroom (Amsterdam 2009).
verantwoording
colofon