Uitvoering van de hulpverlening aan repatrianten uit Nederlands-Indië

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was er minimaal contact geweest tussen Nederland en Nederlands-Indië. Hierdoor was men zowel in het moederland als in de kolonie amper van elkaars situatie op de hoogte. Na de bevrijding werd al snel duidelijk dat ook Nederlands-Indië zwaar was getroffen door de bezetting. Bovendien was er kort na de bevrijding sprake van een machtsvacuüm. Twee dagen na de Japanse capitulatie riep Soekarno de Republik Indonesia uit. Een groot aantal Indonesische nationalisten steunde deze proclamatie. In oktober 1945 brak de Bersiap-periode uit. De Nederlandse autoriteiten waren niet in staat het gezag te herstellen. Nederland deed hiervoor een beroep op de geallieerde bondgenoot Groot-Brittannië. Dit land stelde zich echter terughoudend op en liet de bescherming van de burgerbevolking tegen de nationalisten aanvankelijk over aan achtergebleven Japanse troepen en de Britse hulporganisatie RAPWI (Recovered Allied Prisoners of War and Internees) .

Zodra de omstandigheden dit toelieten verleende ook het Nederlandse Rode Kruis (NRK) hulp in Nederlands-Indië. De plannen voor de oprichting van een basis-hospitaal en de uitzending van sociaal-medische eenheden in Nederlands-Indië waren opgezet door de Oost-Indische Kamer (OIK), dat een onderdeel vormde van het NRK. Ook voorzag de OIK in de verzorging van burger-geïnterneerden en krijgsgevangenen. Na jaren van ontberingen kozen vele (Indische) Nederlanders voor een ‘terugkeer’ naar Nederland. Voor een groot aantal – met name Indische Nederlanders – was dit een eerste kennismaking met het moederland. De repatriëring werd uitgevoerd door verschillende overheidsinstanties.

In Nederland werd hulpverlening aan repatrianten uit Nederlands-Indië zowel door overheidsinstanties als door particuliere organisaties uitgevoerd. Vanuit de overheid droeg de Coördinatie-Commissie voor Gerepatrieerden vanaf 1950 zorg voor de coördinatie van en advisering op het terrein van de repatriëring. Voor de uitvoering van de repatriëring en de nazorg had de Coördinatie-Commissie contact met kerkelijke en particuliere instellingen zoals het Comité Nederland helpt Indië (NHI) en de Stichting Pelita.

Het Comité Nederland helpt Indië was één van de eerste particuliere hulporganisaties die kort na de bevrijding van Nederlands-Indië werd opgericht. Aanvankelijk stelde het NHI zich de coördinatie van materiële en morele hulpverlening in Nederlands-Indië vanuit Nederland ten doel, maar als snel werd de doelstelling breder geformuleerd en kwamen Nederlandse onderdanen en andere ingezetenen die in Indië woonden of na 1940 gewoond hadden voor hulpverlening in aanmerking. Het NHI richtte zich op de sociale zorg voor Indische oorlogsgetroffenen en zamelde geld en goederen in. Om kosten te besparen werkte het NHI nauw samen met hulpinstanties als het NRK, het Nederlands Volksherstel, het Centraal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers en Stichting Pelita.

Stichting Pelita was in 1947 vanuit dezelfde gedachte als het NHI opgericht. In de loop der jaren is de stichting uitgegroeid tot de grootste particuliere hulpverlenende instantie voor allen die slachtoffer zijn geworden van de oorlog met Japan. In de beginjaren bestonden de werkzaamheden van de stichting uit het verstrekken van goederen als voedsel, kleding en meubels; het verschaffen van werk en woonruimte (onder andere in zogenaamde ‘Pelita-woningen’); het bewerkstellingen van betere sociale regelingen en financiële rehabilitatie en het verlenen van ‘zedelijke en morele steun’. In de jaren zestig – toen intern werd gediscussieerd over het bestaansrecht van de organisatie omdat de repatriëring vanuit Indië was voltooid en de meeste Indische oorlogsgetroffenen hun plaats in de Nederlandse samenleving hadden gevonden – kreeg de stichting van het ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) het verzoek een bijdrage te leveren aan de uitvoering van de wetgeving voor oorlogsgetroffenen. Stichting Pelita ontwikkelde zich tot een begeleidende instelling voor Indische aanvragers van een uitkering in het kader van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (WUV), de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (WUBO) of de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet (WIV). Anno 2010 wordt deze taak nog steeds uitgevoerd evenals maatschappelijke hulpverlening aan Indische oorlogsgetroffenen met psychische of sociale problemen en sociale dienstverlening voor ouderen uit de Indische en Molukse gemeenschap.

Marielle Scherer

Bronnen

  • Bossenbroek, M., De Meelstreep. Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2001).
  • Tinnemans, W., Indisch licht. Een halve eeuw steun aan oorlogsgetroffenen uit Indië (Den Haag 1997).
verantwoording
colofon