Opsporing in Duitsland

Nederlandse organisaties in Duitsland

Van de opsporing van vermiste personen in Duitsland kwam in de eerste maanden na afloop van de oorlog weinig terecht. De repatriëring nam de bij SHAEF gedetacheerde Nederlandse verbindingsofficieren van het Bureau voor Evacuerings-, Repatriërings- en Verzorging van Oorlogsslachtofferszaken volledig in beslag. Bovendien gaf SHAEF de voorrang aan de repatriëring boven het opsporen van vermiste personen. Wel waren er opsporingsteams van het Nederlandse Rode Kruis in Duitsland actief op zoek naar Nederlanders en naar documentatie die gebruikt zou kunnen worden voor de opsporing van Nederlandse burgers.

Na de opheffing van het Bureau voor Evacuerings-, Repatriërings- en Verzorging van Oorlogsslachtofferszaken begin 1946, werden de opsporingswerkzaamheden overgedragen aan de Nederlandse Militaire Missie bij de geallieerde bestuursraad.

De opsporing in het westen van Duitsland was net als de repatriëring in handen van de geallieerde bezettingsmachten Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten. Andere landen konden zonder toestemming niet werkzaam zijn in de bezettingszones. Om toegelaten te worden tot een bezettingszone diende een militaire missie van een land geaccrediteerd te worden bij de betreffende bezettingsmacht. Voor Nederland was dat de Nederlandse Militaire Missie. Niet alleen voor toelating in de zones was accreditatie belangrijk, ook kregen de missies toegang tot faciliteiten, arbeidskrachten en voedsel.

Zonale tracingbureaus

Vrouw bestudeert landkaart van de Russische zone

De Nederlandse Militaire Missie had het opsporingswerk in handen gelegd van het Nederlandse Rode Kruis. In de verschillende zones waren Rode Kruisteams actief. Deze teams, die niet verbonden waren aan het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis dat in Nederland bezig was met de opsporing van vermiste personen, waren in Duitsland gelieerd aan een zonaal opsporingsbureau dat verantwoordelijk was voor de opsporing in de betreffende bezettingszone. In de Britse zone was dat het 55 Search Bureau en in de Amerikaanse zone het UNRRA Documents and Tracing Bureau. Ook Frankrijk had een eigen opsporingsbureau in Rastatt, de Directions des Personnes Déplacées.[1]

Central Tracing Bureau

Naast deze zonale tracingbureaus was er ook een centraal opsporingsbureau te Arolsen opgericht door de UNRRA. Dit Central Tracing Bureau (CTB) is in september 1945 opgericht en was werkzaam in Duitsland, Oostenrijk en enige tijd in Italië. De opsporing concentreerde zich op vermiste personen van wie het vaderland lid was van de UNRRA. Ook vermiste (stateloze) joden vielen onder de verantwoordelijkheid van de UNRRA. Het CTB was actief in de Franse, Amerikaanse en Britse bezettingszones. In de Sovjet zone was het Central Tracing Bureau niet werkzaam, omdat de Sovjet-Unie zich niet had aangesloten bij het CTB. Wel probeerde het CTB vanuit de westerse zones vermiste mensen die waarschijnlijk in de door de Sovjet-Unie bezette gebieden zaten op te sporen. Ook de Nederlandse Militaire Missie probeerde Nederlanders in de bezettingszone van de Sovjet-Unie te traceren.

Correspondentiekantoor van het Central Tracing Bureau, waar typisten dagelijks honderden brieven schrijven in de hoop families te herenigen

National Tracing Bureaus en International Tracing Service

Het Central Tracing Bureau deed alleen zaken met nationale tracing bureaus. Elk land had één organisatie aangewezen als National Tracing Bureau. In Nederland was dat het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis. Aanvragen om opsporing of inlichtingen werden alleen behandeld door het Central Tracing Bureau indien deze eerst waren ingediend bij het Informatiebureau. Dat stuurde deze aanvragen dan weer door naar het Central Tracing Bureau indien het Informatiebureau deze aanvragen zelf niet kon beantwoorden.[2]

De UNRRA werd in 1947 opgeheven en daarmee ook het Central Tracing Bureau. Omdat er nog steeds mensen vermist waren en  de tracing nog lang niet ten einde was, werd besloten dat de werkzaamheden van het CTB overgenomen zouden worden door de nog op te richten International Refugee Organization. Per 1 juli 1947 ging de opvolger van het CTB, de International Tracing Service van start. De opzet van de opsporingswerkzaamheden was groter dan bij het CTB. Voor de werkzaamheden had de ITS de archieven overgenomen van het Central Tracing Bureau.

Karolien Verbrugge

Bronnen

[1] Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: Repatriëring, nummer toegang 2.15.43, inventarisnummer 206.

[2] Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, KB II 0559.

verantwoording
colofon