| ||||||||||||
|
Plannen voor en uitvoering van hulpverlening aan getroffenen in Nederland
Het Militair Gezag (MG), dat was opgericht om Nederland na de bevrijding te besturen, zocht in de persoon van B.G. van Os van Delden, hoofd van het Bureau voor Evacuerings- en Repatriëringszaken van het MG, samenwerking met organisaties uit de voormalige illegaliteit zoals het Landelijk Herstel, de Hulpactie Roode Kruis (HARK) en het Nederlandsche Roode Kruis Hulpcorps (NRXH). Hoewel de naam anders doet vermoeden, maakte de HARK geen deel uit van het Nederlandse Rode Kruis (NRK). Voor de herkenbaarheid was bij de oprichting in 1945 gekozen voor de naam 'Roode Kruis Hulpactie', die later werd omgezet in H(ulp) A(ctie) R(oode) K(ruis). De HARK zamelde geld en goederen - zoals kleding, schoeisel en huishoudelijke artikelen - in. In de eerste helft van 1945 werden circa 500.000 stuks goederen uitgedeeld aan personen die het grootste deel van hun bezittingen waren kwijtgeraakt. In de jaren 1946-1947 werden ruim 17 miljoen stuks goederen verdeeld. De NRXH kwam voort uit een samenwerkingsverband tussen het Centraal Bestuur van het NRK en Sectie XIII van het MG. Vanaf maart 1945 voorzag de NRXH in het werven en opleiden van vrijwilligers, die na de bevrijding van het noorden van Nederland in teams zouden worden ingezet. Deze zogenaamde ‘medical teams’ kregen de taak eerste (medische) noodhulp aan hongerende burgers te verlenen.
Vanuit de overheid werd de hulpverlening aan oorlogsgetroffenen vanaf 1944 voorbereid en uitgevoerd door het Centraal Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers (CBVO). Het CBVO was zowel verantwoordelijk voor de ‘geldelijke en maatschappelijke hulpverlening’ aan oorlogsgetroffenen als voor de voorbereiding van de evacuatie en de overbrenging en onderbrenging van evacués, inclusief de verzorging van gerepatrieerden uit Nederlands-Indië. Tot slot werd in het bevrijde zuiden ook door de achterban ondersteuning verleend. De voormalige illegaliteit, zoals de Gemeenschap Oud Illegale Werkers Nederland (GOIWN), de Groote Advies-Commissie der Illegaliteit (GAC) en het Landelijk Herstel - opgericht door de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers (LO) en het Nationaal Steunfonds (NSF) - was actief in het verlenen van hulp en het behartigen van de belangen van de eigen achterban. Maar ook enkele joodse organisaties, zoals het Comité voor Israelitische Belangen (CIB) en de Joodse Coördinatie Commissie (JCC) werkten plannen uit voor hulpverlening aan joden in Nederland. Hoewel in het najaar van 1944 in een groot deel van Nederland de Duitse bezetting nog niet ten einde was, werden ook daar initiatieven ontwikkeld voor hulpverlening aan oorlogsgetroffenen. Het Nederlands Volksherstel (NVH) kwam voort uit een samenwerkingsverband tussen enkele charitatieve organisaties - zoals het NRK en het Interkerkelijk Overleg (IKO) - en een aantal illegale verzetsorganisaties - zoals de LO en het NSF, waarbij ook een rol voor de overheid was weggelegd. Het NVH streefde een gezamenlijke coördinatie van de verzorging van oorlogsgetroffenen na. Aan deze samenwerking lagen hooggestemde idealen en gevoelens van nationale saamhorigheid ten grondslag. In de praktijk bleken al snel tegengestelde (eigen) belangen tussen de samenwerkende organisaties zwaarder te wegen dan de oorspronkelijke verwachtingen, hetgeen op lange termijn de positie van het NVH niet ten goede zou komen. Zo wilden de LO en het NSF al in het najaar van 1944 een groter aandeel in de uitvoering van de plannen en een betere positie voor de eigen achterban. Nadat bleek dat aan deze wensen geen gehoor zou worden gegeven, werden de krachten in eigen kring verenigd in de Stichting 1940-1944, die enkele maanden later werd omgedoopt in Stichting 1940-1945.
Na de bevrijding van heel Nederland bleef de hulpverlening aan oorlogsgetroffenen versnipperd van aard. De bestaande organisaties zetten hun werkzaamheden voort en vanuit de overheid werd de hulpverlening uitgebreid. Minister van Binnenlandse Zaken, dr. L.J.M. Beel, stelde in 1945 de Afdeling Hulpverlening Oorlogsslachtoffers en Evacuatiezaken in die zich richtte op hulp bij evacuatie en terugkeer van evacués. Ook droeg de afdeling zorg voor financiële ondersteuning aan oorlogsgetroffenen en bemiddelde zij bij het vinden van huisvesting. Het CBVO werd het uitvoerend orgaan van deze afdeling. Om de vraag naar en de uitvoering van de hulpverlening beter te coördineren vond na enkele jaren een reorganisatie plaats. De afdeling Hulpverlening Oorlogsslachtoffers en Evacuatiezaken werd per 1 januari 1948 opgeheven. De Afdeling Maatschappelijke Zorg (MZ) van het ministerie van Binnenlandse Zaken nam de taken over. Marielle Scherer Bronnen
|
|||||||||||