Beëindiging van de opsporingsmissies, 1949-1951

Nederland

Opsporing van vermisten. Met klem op voortgang aangedrongen
Lang heeft de Nederlandse Missie tot Opsporing van Vermiste Personen uit de Bezettingstijd niet mogen bestaan. Begin 1949, anderhalf jaar na haar oprichting, liet de minister van Sociale Zaken, A.M. Joekes, weten dat er per 1 juli 1949 voor haar werkzaamheden geen geld meer beschikbaar was. Extra financiële middelen waren er niet en er werd geen verhoging van het begrotingskrediet aangevraagd.[1] De regering vond dat de aan het opsporingswerk verbonden kosten in verhouding met de tot dan toe verkregen resultaten hoog waren.[2]  Per 1 mei 1949 nam kolonel van Lanschot eervol ontslag en werd majoor Wellema als het nieuwe hoofd van de Missie tot Opsporing aangesteld. Met zijn komst werd een afwikkelingsbureau ingesteld dat sterk was gekrompen in vergelijking met de oude organisatie.

Op deze beslissing om de Missie tot Opsporing op te heffen kwamen veel verontwaardigde reacties, vooral vanuit de hoek van de ex-politieke gevangenen. Men vond dat deze organisatie nog niet opgeheven mocht worden, omdat er nog steeds vermiste personen waren. Nederland had een ereschuld aan hen die hun leven hadden gewaagd in het verzet en de familieleden hadden recht om te weten wat er met hun verwanten was gebeurd. Bovendien deed de organisatie waardevol werk voor de Commissie tot het doen van aangifte van overlijden van vermisten die verantwoordelijk was voor het onderzoek naar vermiste personen en de beoordeling of de vermiste persoon overleden was.

Het Nationaal Steun Fonds (NSF) besloot tot een grote donatie van fl 200.000 voor de voorlopige continuering van de Missie. Het NSF had tijdens de Duitse bezetting de activiteiten van het verzet financieel gesteund en verzorgde na de oorlog onder andere de uitkeringen aan getroffen oud-verzetsstrijders. Door de donatie van het NSF kreeg het afwikkelingsbureau Missie tot Opsporing nog anderhalf jaar de tijd om haar werkzaamheden af te ronden.

Om de werkzaamheden te kunnen afwikkelen werden er tussen haar en het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis afspraken gemaakt over een zo’n efficiënt mogelijke aanpak. Vooral de opsporing van Nederlanders die in de Sovjet-Unie verbleven had nog veel aandacht nodig. Door een goede samenwerking slaagden beide organisaties erin de meeste werkzaamheden af te ronden voordat de Missie tot Opsporing per 1 september 1951 werd opgeheven.

Haar opheffing betekende niet dat alle vermiste personen waren opgespoord of dat hun lot was vastgesteld. De werkzaamheden tot het opsporen van vermiste personen werd weer geheel een taak van het Informatiebureau en die taak vervult het tot op de dag van vandaag.

Overzicht werkrapporten van de Nederlandse Missie tot Opsporing van Vermiste Personen uit de Bezettingstijd, met aantallen opgeloste zaken

Duitsland

Met de ophanden zijnde liquidatie van de Missie tot Opsporing werden ook de steunpunten in Duitsland één voor één opgeheven. Op 1 januari 1949 nam het hoofd in Berlijn ontslag en werd het hoofd van het steunpunt in de Britse zone belast met de werkzaamheden in Berlijn en de Russische zone. Per 1 januari 1950 werd het hoofd van het steunpunt in de Britse zone overgeplaatst naar Nederland in verband met gebrek aan personeel, maar hij bleef wel leiding geven aan Missie in de Britse zone in Bad Salzuflen. Wegens de teruglopende werkzaamheden werd uiteindelijk ook het steunpunt in Bad Salzuflen per 28 februari 1951 gesloten.[3] Op 1 juni 1951 werden de werkzaamheden van de Missie in Berlijn overgedragen aan het steunpunt in Arolsen en werd ook het steunpunt Berlijn opgeheven.

De verbindingsofficier van de Missie bij de International Tracing Service (ITS) in Arolsen bleef zijn werkzaamheden tot in 1952 voortzetten.

Net als het Informatiebureau in Nederland zet de ITS zijn opsporingswerkzaamheden nog immer voort.

Karolien Verbrugge

Bronnen

[1] Missie tot Opsporing van Vermiste Personen uit de Bezettingstijd: Eindverslag. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Den Haag 1952) 12.

[2] E.G. Vos, Visschen met net en hengel: organisatie, werkzaamheden en de voorgeschiedenis van de Nederlandse Missie tot Opsporing van vermiste personen uit de bezettingstijd, juli 1947 - september 1951 (Utrecht 1989). Doctoraalscriptie, 85.

[3] Eindverslag, 39.

verantwoording
colofon