Reorganisatie van de opsporing, 1946-1949

Centralisatie

De veelheid aan opsporingsbureaus zorgde regelmatig voor problemen. Zo stuurden verschillende bureaus tegenstrijdige berichten naar familieleden over vermiste personen. Waar het ene bureau kon mededelen dat de betrokkene was overleden, meldde een ander bureau dat het nog niets over de vermiste had vernomen. Bovendien had de Nederlandse bevolking moeite om de diverse bureaus van elkaar te onderscheiden: bij welk bureau moest men een aanvraag indienen voor de opsporing van welke persoon?

Processing Unit van de ITS, bevat de dossiers van 61.000 aanvragen

Doordat verschillende instanties op zoek waren naar één vermiste en de documentatie over al deze bureaus verdeeld was, kon de opsporing verre van effectief genoemd worden.

Daarenboven wilde het Central Tracing Bureau in Duitsland slechts één aanspreekpunt en partner hebben in elk land. De centralisatie van de opsporings- en informatiebureaus heeft echter lange tijd geduurd. De overheid stimuleerde het onderbrengen van alle bureaus in één nationaal bureau wel, maar er werden geen maatregelen getroffen om tot centralisatie te komen. Bovendien wilde een aantal opsporingsbureaus ook niet samenwerken met andere organisaties, laat staan met elkaar fuseren. Het belang van het eigen werk werd als te groot ervaren om dit aan anderen over te laten. Bureaus waren daarnaast bang dat hun opsporingszaken zouden ondersneeuwen door het grote aantal zaken dat een centrale instantie zou gaan behandelen.

Vier kinderen van verschillende ouders in kamp Vught, allen gestorven in verschillende kampen
Eind 1945 zette de overheid de eerste stap tot centralisatie. Het Afwikkelingsbureau Concentratiekampen werd door het ministerie van Sociale Zaken, waar het sinds 27 juni 1945 onder ressorteerde, toegevoegd als aparte afdeling aan het Nederlandse Rode Kruis. De scheiding tussen het Informatiebureau en het ABC bleef echter bestaan. De laatste hield zich bezig met de opsporing van politieke gevangenen en joden, terwijl het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis zich concentreerde op de tracering van vermiste krijgsgevangenen, dwangarbeiders en Indische Nederlanders.

Op 12 september 1946 werd door de overheid een verdere centralisatie doorgevoerd toen het het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis aanwees als National Tracing Bureau (Nationaal Opsporingsbureau). Het Informatiebureau werd vanaf dat moment de enige gesprekspartner van het Central Tracing Bureau.

Omdat het Informatiebureau de belangrijkste opsporingsorganisatie was, besloot de minister van Sociale Zaken dit bureau tot het centrum van de nieuwe centrale organisatie te maken. Volgens de minister kostte de versplintering veel geld, terwijl het werk er ernstig onder leed. Begin december viel het besluit tot samenvoeging van de belangrijkste Nederlandse opsporings- en informatiebureaus. Niet alleen ABC werd volledig geïntegreerd in het Informatiebureau, ook het Bureau Ex-Politieke Gevangenen Stichting 1940-1945, Opsporingsbureau Joodsche Personen te Amsterdam en het Gemeentelijk Inlichtingenbureau voor Joden te Westerbork gingen erin op. De werkzaamheden van het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis werden uitgevoerd onder supervisie van het ministerie van Sociale Zaken.

Afwikkelingsbureau Concentratiekampen

ABC was niet te spreken over het besluit van de minister om het bureau op te heffen en de leiding besloot op te stappen.

Het Afwikkelingsbureau had eerder dat jaar namelijk aangegeven dat het de twee opsporingsbureaus voor joden in Westerbork en Amsterdam wilde integreren in haar eigen organisatie, omdat zij al een afdeling Joodsch Recherchewerk had en de algehele opsporing van vermiste joden bij deze afdeling wilde onderbrengen. Daarnaast liet de verhouding met het Informatiebureau te wensen over. De afdeling Joodsch Recherchewerk – het voormalige zelfstandige Informatie Werk van de Nederlandsche Israëlitische Gemeente te Utrecht - was er echter niet rouwig om dat haar werkzaamheden door het Informatiebureau overgenomen zouden gaan worden. Over de samenwerking met ABC deelde het hoofd van de afdeling Joodsch Recherchewerk, A. de Haas, eind oktober 1946 mee:

“De zaken staan op het oogenblik zoo, dat wij kunnen zeggen, waren we er maar nooit mee begonnen om bij het A.B.C. te gaan.”[1]

Karolien Verbrugge

Bronnen

[1] Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: Repatriëring, nummer toegang 2.15.43, inventarisnummer 142.

verantwoording
colofon