| ||||||||||||
|
Opsporing als overheidstaak
Het hoofd van de afdeling Repatriëring en Opsporing van vermiste personen van het ministerie van Sociale Zaken schreef op 16 mei 1947 aan de latere secretaris-generaal J.H. Klatte van hetzelfde ministerie in duidelijke bewoording over de situatie waarin het opsporingswerk zich bevond: “Naar mijn zeer bescheiden mening, blijkt er maar één mogelijkheid om radicaal een einde aan deze eindeloze tegenstellingen te maken, n.l. dat de overheid zelve haar taak geheel in handen neemt. Het experiment met particuliere instanties op dit terrein is jammer genoeg mislukt. Het heeft werkelijk geen nut om daar nog langer over na te praten. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald. Het is nu nog tijd de situatie te redden.”[3] Nederlandse Missie tot Opsporing van Vermiste Personen uit de Bezettingstijd De Nederlandse Vereniging van Ex-Politieke Gevangenen uit de Bezettingstijd (Expogé) die het opsporingswerk stimuleerde, gaf in februari 1947 aan haar bestuurslid In navolging van de vergadering werd bij beschikking van 12 juni 1947 een Commissie van Advies en Overleg inzake de opsporing van vermiste Nederlanders onder voorzitterschap van Klatte ingesteld door de minister van Sociale Zaken. In deze commissie hadden vertegenwoordigers van organisaties en overheidsinstanties zitting die betrokken waren bij het opsporingswerk. Het doel van deze commissie was de coördinatie van de werkzaamheden met betrekking tot de opsporing van sinds 10 mei 1940 tot en met de bevrijding van ons land vermiste Nederlanders.[4] Een maand later werd de Nederlandse Missie tot Opsporing van Vermiste Personen uit de Bezettingstijd opgericht ten behoeve van het opsporingswerk in Europa. Kolonel van Lanschot, die op dat moment de leiding over de Missie tot opsporing van vermiste Nederlandse militairen en agenten, werd aangesteld als hoofd van de Missie tot Opsporing. Deze Missie kwam organisatorisch onder de afdeling Repatriëring van het ministerie van Sociale Zaken te vallen en werd bijgestaan door de Commissie van Advies en Overleg. De afdeling Repatriëring die zich tot dan toe alleen met de repatriëring had beziggehouden ging zich van af dat moment tevens bezig houden met de opsporing van vermiste Nederlanders. De naam van de afdeling werd gewijzigd in de afdeling Repatriëring en Opsporing van vermiste personen. Daarnaast werd de afdeling belast met het houden van toezicht op het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis. De Missie tot Opsporing kreeg het veldwerk bij de opsporing toebedeeld, terwijl het Informatiebureau werd belast met de administratieve kant van het opsporingswerk, waaronder ook het beheer viel van de persoonsdossiers van de vermisten.[5] Karolien Verbrugge Bronnen[1] Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie, Nationaal Steun Fonds, collectie 185 b, inventarisnummer 26 h. [2] Missie tot Opsporing van Vermiste Personen uit de Bezettingstijd: Eindverslag. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Den Haag 1952) 11. [3] Nationaal Archief, Den Haag, Militair Gezag, (1939) 1943-1947 (1956), nummer toegang 2.13.25, inventarisnummer, inventarisnummer 206. [4] Eindverslag, 11. [5] Nationaal Archief, Den Haag, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid: Repatriëring, nummer toegang 2.15.43, inleiding. |
|||||||||||