Opsporing van vermiste personen: versplintering en concurrentie, 1945-1946

In de nazomer van 1945 was het grootste gedeelte van de Nederlandse displaced persons gerepatrieerd. Echter niet alle personen waren teruggekomen of hadden bericht van zich laten horen. Er werden door heel het land verschillende organisaties opgezet die op zoek gingen naar vermiste personen. Sommige van deze bureaus probeerden schriftelijk informatie in te winnen, andere trokken er zelf op uit om onder andere in Duitsland personen te traceren.

Kleinere organisaties richtten zich op specifieke groepen mensen. De Vereniging Friesland 1940-1945 bijvoorbeeld richtte zich bij haar opsporingsactiviteiten alleen op Friese gevangengenomen verzetsstrijders. Het Informatiewerk van de Nederlandse Israëlitische Gemeente te Utrecht en het Centraal Registratiebureau voor Joden van de Joodse Coördinatie Commissie zochten alleen naar joodse personen. Ook de ex-politieke gevangenen hadden hun eigen organisaties, zoals het Bureau Ex-Politieke Gevangenen van de Stichting 1940-1945 en het Inlichtingenbureau ex-Politieke Gevangenen van de Plaatselijke Advies Raad der Illegaliteit.

Ook bij de overheid waren er meerdere instanties die zich bezig hielden met de opsporing van vermiste personen. Er waren verschillende ministeries betrokkenen bij de opsporing: de regeringscommissaris voor repatriëring en de afdeling Repatriëring en Opsporing van vermiste personen van het ministerie van Sociale Zaken en het Bureau voor Evacuerings-, Repatriërings- en Verzorging van Oorlogsslachtofferszaken van het ministerie van Oorlog. Daarnaast had de minister van Oorlog nog een aparte organisatie ingesteld voor de opsporing van vermiste militairen en agenten.

De hoeveelheid organisaties zorgde voor een niet gecentraliseerde en daardoor ineffectieve manier van opsporen van vermiste personen.

Karolien Verbrugge

verantwoording
colofon